Glibberen door Saeftinghe

Rini Fenijn
Saeftinghe

Ik zie de gids goedkeurend kijken naar ons schoeisel. Veel laarzen, meestal groen. Eén meisje met witte laarzen, geelgroene stippels erop. Eén vrouw met gymschoenen. ‘Ze mogen vies worden hoor’, hoorde ik haar al aan een paar mensen uitleggen: ‘Als we terug zijn gooi ik ze toch weg.’ Ik kijk eens rond De gids heeft ook groene laarzen. Hij heeft trouwens als enige een stok. Daar hebben we niet aan gedacht. Stom natuurlijk!

 

De gids neemt ons mee de dijk op. Voor het eerst zien we Het Verdronken Land van Saeftinghe voor ons. Eén van de belangrijkste en grootste schorrengebieden van Nederland. Meer dan 3000 hectare groot. Met, kijk maar die kant op, in de verte de vaargeul van de Westerschelde, je ziet de schepen varen, zie je ze? En dat daar, dat zijn de koeltorens van de kerncentrales van Doel. De gids legt het ons allemaal uit. Hij wijst naar een soort heuvel in de verte. Er staat één boom in dit hele gebied, precies op die heuvel. ‘Waarom staat daar een boom?’, vraagt het meisje met de grappige laarzen. ‘Dat vertel ik als we bij de heuvel zijn.’, antwoordt de gids: ‘Laten we maar op pad gaan. Het is nog zeker anderhalf uur lopen voor we er zijn. Vergis je niet. Vanaf hier lijkt het bijna een grasvlakte. Maar als we straks de dijk af gaan, het gebied in, dan moeten we soms een diepe geul oversteken. De groep krijgt er zin in! We gaan iets moois beleven!

 

Het Verdronken Land van Saeftinghe is alleen te betreden als het laag water is. Het water trekt zich dan uit de geulen terug tot in de Westerschelde. De drooggevallen geulen worden dan de wandelpaden door het gebied. Of nou ja…..wandelpaden is een wel heel optimistisch woord voor de route die we nu volgen. In een lange rij volgen we onze gids. Lopend over een strookje zand net naast de modder in het midden van de geul. We zijn voorzichtig. Onze broeken zijn nog redelijk schoon. Onze handen ook. We blijven overeind. Af en toe voel je voeten wegglijden en herstel je razendsnel je evenwicht. Het zal toch niet waar zijn dat je hier……. 

 

De gids bukt zich en plukt een stengeltje van een helder groen plantje. ‘Zeekraal. Het smaakt lekker fris, knapperig’. We bukken en eten ook een stukje zeekraal. ‘Het smaakt zout’, zegt één van de jongens die ook durft te proeven. Zijn vriendje kijkt hem aan. Hij is niet van plan om hier iets uit de bodem te halen en in zijn mond te stoppen. ‘Probeer het nou’, dringt één van de moeders aan: ‘Eén klein stukje.’ De jongen schudt zijn hoofd, maar na de glimlach van de gids proeft hij toch ook. ‘Zeekraal werd vroeger ook al veel gegeten. Pas de laatste jaren staat het weer een beetje terug op het menu. Er zijn nu ook boeren die zeekraal verbouwen.’

 

Dan staan we aan de rand van een grote, diepe geul. Het water is weg richting Westerschelde. Voor ons zien we een steil talud, een bodem vol modder, drijfzandachtige platen en stukken water die net te breed zijn om overheen te springen. Jammer. We kunnen niet verder! Denken we. ‘We steken hier deze brede geul over. Aan de overkant weer omhoog en dan is daar een soort pad naar de heuvel. Daar houden we even een pauze.

Saeftinghe

Goed. We gaan hier dus toch verder. De eerste jongen staat al beneden. De tweede gaat onderuit. De derde ook. Eén van de vaders springt van een bult af en staat meteen tot boven zijn enkels in de blubber. Hij kan geen stap mee verzetten en valt achteruit in de modder. De vrouw met de gymschoenen is één schoen kwijt geraakt. Hilariteit! Onze gids lacht hartelijk mee. Waarschijnlijk is het hier iedere keer weer genieten. En weet je wat het is. Als je kleren eenmaal vies en modderig zijn dan geeft je nergens meer om. Dat spring je en dan glij je. Dan blubber je door en maak je écht kennis met Het Land van Saeftinghe. Geweldig.

 

Dan zijn we bij de boom. We zijn in het gras gaan zitten en halen wat te eten en te drinken tevoorschijn. ‘Vroeger lag in dit gebied het dorpje Saeftinghe. Bij de Allerheiligenvloed in 1570 liep het grootste gedeelte onderwater. Saeftinghe zelf bleef nog even droog, maar in 1584 staken soldaten de laatste dijk door. Saeftinghe ging verloren.’ De gids vertelt ons ook het ontroerende verhaal van de schaapherder en zijn hond. Als we even later weer verder gaan kijken we nog even om naar die boom. Het maakt de tocht speciaal.

 

Na enkele uren zijn we terug. Moe van de inspanningen. Maar erg voldaan, zoals dat heet. Bij de auto wachten schone kleren op ons. We hebben zin om wat te eten. Ruiken we daar pannenkoeken bij het café om de hoek?